P.M.J.J. Frissen

24 mei 20205 minuten

Dandlelight chandeliers (paardenbloemkroonluchters)

Verbouwingskosten Huis Ten Bosch

Ondanks de kostenoverschrijding van ettelijke miljoenen, waarover niet wordt gerept in het bericht, vallen de verbouwingskosten aan de (ambts)woning Huis Ten Bosch nog mee gelet op de kosten voor verlichting. Zoals uit de foto bij dit bericht van de NOS blijkt, prijken er onder meer zogenaamde dandlelight chandeliers aan het plafond van de entree van de (ambts)woning van het staatshoofd.[1]

Enig speurwerk leert dat die alleen al - gelet op de grootte in vergelijking tot het referentie-object - ca. 100.000 euro hebben gekost als ze tenminste niet geschonken zijn door de 'kunstenaars' van Studio Drift uit Amsterdam.

Veel wordt immers ook om niet aan het koningshuis gegeven aangezien het een functie heeft als marketingobject voor de gever. Of het staatshoofd daarvoor in zijn algemeenheid fiscaal vrijgesteld is via een anbi-constructie of dat hij over deze inkomsten in nature belasting betaalt weten we niet omdat de afspraken daarover met de belastingdienst niet openbaar zijn.

Het maken van die lampen is erg arbeidsintensief en als je bij een officiële ontvangst als koning kunt melden dat jouw dandlelight chandeliers kunnen concurreren met die van lord Jacob Rothschild, dan ben je iemand in een wereld waarin het al dan niet verlengde formaat en de prijs van de objecten waarmee je je omringt bepalend zijn voor je sociale status. Zie hoe Gordon Watson boodschappen doet voor het optrekje van de heer Rothschild en daarbij figuurlijk tegen dezelfde lamp loopt als onze koninklijke familie.

Hoofdstuk 1 van de Rijksbegroting

In Hoofdstuk 1 van de Rijksbegroting is te vinden wat per jaar wordt uitgegeven aan het koningshuis, maar tal van posten zijn elders ondergebracht bij de introductie van dit hoofdstuk door de toenmalige minister van Financiën G. Zalm, die op die manier probeerde een eind te maken aan de eeuwige discussies over de vergoedingen van de Van Nassaus. Zo bleken bijvoorbeeld de onderhoudskosten voor de Groene Draeck jaren geleden te zijn ondergebracht in de begroting van Defensie. Het uitoefenen van het grondwettelijke budgetrecht is voor de Staten-Generaal geen sinecure en door het gebrek aan transparantie feitelijk illusoir aangezien tal van voorzieningen ten gunste van het koningshuis niet als zodanig terug te vinden zijn in de Rijksbegroting.

De fiscale rulings met het koningshuis verdienen ook niet de schoonheidsprijs qua transparantie, zoals blijkt uit de Zembla-documentaires: 'De kunst van de koning' van 19 december 2019 en 'Koninklijke constructies' van 14 mei 2020 waarin tal van deskundigen - waaronder de hoogleraren Van Mourik en Voermans - hun verbazing uitspreken over de juridische houdbaarheid van een aantal privilegiën van de koninklijke familie. Allerlei extraatjes zoals bijv. de vergoeding voor het onderhoud en openstellen van kroondomein Het Loo - echter met vrijstelling van die laatstgenoemde verplichting zonder enige motivering - zitten diep in de Rijksbegroting verstopt.[2]

Het is niet onaannemelijk om te veronderstellen dat er nog meer van dit soort bestuursrechtelijke- en fiscale voorkeursbehandelingen zijn gelet op het historisch gegroeide, omvangrijke onroerend goed en grondbezit van de Van Nassaus. Een indicatie van de omvang zou kunnen worden afgeleid uit de diverse openbare testamenten van de Van Nassaus uit het verleden: een mooi onderwerp voor onderzoeksjournalistiek.

De Wet op de Inkomstenbelasting
 
Bij de toepassing van de Wet IB op het inkomen van de koning heeft een spitsvondige conclusie van de Advocaat-Generaal voor de Hoge Raad de kapstok gevormd om vermeende schending van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel te pareren bij de toepassing van de Wet IB.

De conclusie van 18 december 2015 door AG mr. R.E.C.M. Niessen is zeer de moeite van het lezen waard en geeft een mooi historische overzicht van de totstandkoming van de belastingvrijstelling.

'5. Conclusie
 
Wat betekent dit in het licht van de komende evaluatie van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis? Dat lijkt mij helder: de aandacht van het parlement dient zich te richten op de transparantie en voorspelbaarheid van het totaal van de kosten van het koningshuis. Het zou goed zijn dat de begroting van de Koning een volledig en juist beeld geeft van die kosten. In verhouding tot die totale kosten is de A-uitkering aan de Koning van zeer bescheiden betekenis. Het onder de inkomstenbelasting brengen van alleen die uitkering heeft beslist niet tot gevolg dat de “gewone” fiscale regels van toepassing zijn. Die gewone regels vergen immers ook een fiscale beoordeling van de verstrekkingen en vergoedingen die de Koning ontvangt. En de aard van die fiscale beoordeling wordt in hoge mate bepaald door de voorafgaande fiscale kwalificatie van de werkzaamheid van de Koning: geniet hij loon, of resultaat uit overige werkzaamheden? Weliswaar zal de uiteindelijke uitkomst in veel gevallen wel zijn dat geen belastingheffing plaatsvindt. Maar dat komt dan doordat de situatie van de Koning sterk afwijkt van die van de “gewone” Nederlander met betrekking tot vragen als afbakening van de privésfeer en vergelijkbaarheid met “overeenkomstige” gevallen. Voor wie die conclusie onverdraaglijk vindt: door de koppeling van de A-uitkering aan de netto-bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State volgt die uitkering al sinds meer dan veertig jaar de fiscale lastenontwikkeling van werknemers. De kern van de discussie lijkt mij dat het koningschap zich naar zijn aard onttrekt aan tal van “gewone” rechtsregels, waaronder ook de gewone fiscale regels. Men kan voor of tegen het erfelijk koningschap zijn, maar een “gewone” Koning is geen tussenoplossing. Per saldo zou het belasten van de uitkeringen aan de Koning meer moeilijkheden veroorzaken dan oplossen.

Met betrekking tot de overige grondwettelijke vrijstellingen volgt uit het voorgaande in elk geval een conclusie met betrekking tot vermogensbestanddelen dienstbaar aan de uitoefening van de functie. Het uitgangspunt dat “de koning altijd vorst is” leidt immers vanzelf tot de vraag op welke wijze de afbakening tussen functionele en privévermogensbestanddelen in feite wordt gemaakt. Met betrekking tot de vrijstelling voor het successierecht is de vraag, of de in 1970 aangevoerde overweging dat het staatshoofd “niet beschikt over een zeer hoog vermogen” nog immer juist is. Over het geheel van die vrijstellingen zei de minister-president in oktober 2014, vooruitlopend op de
 
uitkomsten van de evaluatie, dat ze bijdragen “aan het in standhouden van het familievermogen. Dat heeft een rol bij het kunnen uitoefenen van de koninklijke functie.” Het heroverwegen van deze vrijstellingen heeft pas reële betekenis als daarbij de afbakening van functioneel aangewend vermogen en privévermogen aan de orde wordt gesteld.'[3]

En exact in die afbakening zit de crux. Welk deel van het inkomen en vermogen van het staatshoofd is zuiver privé? Een discussie die ook gevoerd kan worden over de (ambts)woning van de koning: hoe vaak ontvangt hij daar functioneel gasten en welk deel van het onroerend goed staat alleen ten dienste van de koning als privépersoon? Zolang die diffusie niet wordt opgelost en vervolgens gehandhaafd kan worden, zal er publiek discussie over zijn. Wie heeft er belang bij de bestaande onduidelijkheid? De wetgever, althans de Tweede Kamer om misverstanden te voorkomen, is aan zet!


Voetnoten

[1] Zie: Binnenkijken op Paleis Huis ten Bosch, het thuis van Willem-Alexander en Máxima, Youtube, 3 juli 2019, voor een officiële reportage over het gerenoveerde Paleis Ten Bosch.

[2] Zie ook: Subsidie aan koning voor beheer landgoed is volgens experts ‘partijtje onzin bij elkaar’, Volkskrant, 14 mei 2020

[3] Zie: ECLI:NL:PHR:2015:2420 en ECLI:NL:HR:2016:423

    810
    2